Samenvatting Appellant heeft met een beroep op de Wob verzocht om inzage in zijn volledige fiscale dossier. De Afdeling heeft eerder overwogen dat in de situatie dat een verzoek om openbaarmaking betrekking heeft op informatie betreffende een andere belastingplichtige dan verzoeker zelf, artikel 67 van de Awr op de verzochte informatie van toepassing is, zodat geheimhouding van die informatie in beginsel aan de orde is en dat bij de vraag of ontheffing van die geheimhoudingsplicht kan worden verleend, de staatssecretaris de maatstaven van de Wob als uitgangspunt dient te nemen. Met betrekking tot een verzoek om informatie uit het dossier van verzoeker zelf, heeft de Afdeling eerder overwogen dat op een dergelijk verzoek niet artikel 67 van de Awr, maar de Wob van toepassing is. Op 1 januari 2008 is artikel 67 van de Awr gewijzigd. Uit enkele passages in de MvT e.a. volgt dat met de wijziging is beoogd te voorkomen dat door toepassing van de Wob afbreuk zou kunnen worden gedaan aan de goede werking van onder meer artikel 67 van de Awr. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat artikel 67 van de Awr, zoals deze bepaling sinds 1 januari 2008 luidt, een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter is die prevaleert boven de Wob en dat de staatssecretaris het verzoek terecht heeft getoetst aan artikel 67 van de Awr. Ambtshalve overweegt de Afdeling dat tegen het op grond van artikel 67 van de Awr genomen besluit van de staatssecretaris ingevolge de in artikel 26, eerste lid, van de Awr, gelezen in verbinding met de artikelen 27, 27h, eerste lid, en 28, eerste lid, van die wet neergelegde, van artikel 8:1, eerste lid van de Awb afwijkende bijzondere competentie van de belastingrechter, geen beroep openstond bij de rechtbank Utrecht, zodat deze rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren van het ingestelde beroep kennis te nemen. Nu gelet op het in artikel 26, eerste lid, van de Awr neergelegde gesloten stelsel evenmin beroep openstaat bij de belastingrechter, stelt de Afdeling gelet op artikel 8:71 van de Awb vast dat ter zake van het geschil dat partijen in deze procedure verdeeld houdt, uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld.

, , , , , , ,
hdl.handle.net/1765/23324
Jurisprudentie Bestuursrecht
Erasmus School of Law

Overkleeft-Verburg, M. (2010). ABRvS van 14 april 2010, LJN: BM1041, zaaknr. 200906092/1/Hr. Jurisprudentie Bestuursrecht, 1–6. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/23324