De laatste twintiq jaar staan urineweginfecties volop in de belangstel- ling. Hiervoor is een tweetal belangrijke redenen aan te wijzen. In de eerste plaats behoren urineweginfecties en de hierbij vaak aanwezige afwijkingen in de urinewegen, te midden van alle aandoeningen die tot een chronische nierinsufficientie kunnen leiden, tot die aandoeningen die het beste therapeutisch te beinvloeden zijn. In de tweede plaats is de diagnostiek van urineweginfecties aanmerkelijk verbeterd sinds Kassin 1956 het belang van de kwantitatieve urinekweek aantoonde. Hiermee bleek het mogelijk om, zonder gebruik te hoeven maken van een door catheterisatie verkregen partie urine, een duidelijk onderscheid te maken tussen een urineweginfectie en contaminatie van buitenaf. ln spontaan geloosde urine van patienten met urineweginfecties werden bijna altijd meer dan 105 bacterien per ml. gevonden en meestal in reincultuur, ter- 4 wijl een gecontamineerde urine zelden meer dan 10 bacterien per ml. bevatte en meestal in mengcultuur. Het verschijnsel bacteriurie werd dan ook gedefinieerd als de aanwezigheid in de urine van meer dan 105 bacterien per ml. in reincultuur. Uit verder onderzoek is gebleken dat bacteriurie ook kan voorkomen zonder dat er klachten of symptomen zijn die wijzen op het bestaan van een urineweginfectie. ln dat geval spreekt men van een asymptomatische bacteriurie (a.b.). ln het onderstaande zal worden besproken wat er uit de literatuur bekend is over het verschijnsel a.b. ·en hoe dit de aanleiding is geweest tot het hier beschreven onderzoek.

, , , ,
H.A. Valkenburg (Hans) , M.J. van Trommel
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/26164
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Haag, I. (1977, July 7). Een prospectief onderzoek naar het beloop van asymptomatische bacteriurie bij kinderen. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/26164