Bij afsnoering van een gedeelte van de dunne darm geraakt de patiënt in een levensgevaarlijke situatie, waarbij chirurgisch ingrijpen altijd noodzakelijk is. Soms lijkt het, dat de circulatie in het aangedane gedeelte van de darm zich kan herstellen. De chirurg moet uiteindelijk echter beslissen, of resectie van het ischaemische gebied al dan niet dient plaats te vinden. Is slechts een kort gedeelte van de darm aangedaan, dan zal bij de minste twijfel over de vitaliteit van dat gedeelte tot resectie worden over· gegaan, waarbij het verwijderen van 10 of 20 cm darm meer of minder van weinig belang is. Als echter een groot gedeelte van de darm moet worden gereseceerd, kunnen soms afhankelijk van de lengte van het dunne darmgedeelte - resorptiestoornissen worden verwacht. De beslissing over de plaats van de transsectie van de darm kan in ~mike gevallen zeer moeilijk zijn: resectie van 50 cm dunne darm of minder kan dan voor de morbiditeit en eventueel mortaliteit van de patiënt doorslaggevend zijn. Het tijdens de operatie beoordelen van de vitaliteit van het darmweefsel geschiedt, conventioneel uitgevoerd, op grond van zorgvuldige observatie en palpatie. Deze wijzen van beoordelen voldoen in de praktijk, zeker bij het beoordelen van korte afgesnoerde segmenten, redelijk goed. Maar toch ontstaan in een niet onaanzienlijk aantal gevallen na dunne darm afsnoering complicaties, als gevolg van perforatie of stenose. Er is maar weinig onderzoek gedaan naar de mate van zekerheid die pcr-operatoire observatie en palpatie biedt. Het is heel wel denkbaar, dat met deze werkwijzen vaak teveel of onnodig wordt gereseceerd. Terwijl het ook mogelijk is dat, ten onrechte, niets of te weinig darmweefsel wordt weggenomen. Bij het beoordelen van de vitaliteit van een lang afgesnoerd gedeelte van de dunne darm, kunnen deze werkwijzen mogelijk aanleiding geven tot te uitgebreide resecties resulterend in resorptiestoornissel). In de literatuur zijn een aantal methoden beschreven, die tot doel hebben de vitaliteit van de dunne darm op meer objectieve wijze te beoordelen, maar deze hebben in de kliniek nauwelijks ingang gevonden. De resultaten die ermee worden verkregen, voldoen klaarblijkelijk niet beter dan de resultaten verkregen bij zorgvuldige observatie en palpatie. Mogelijk zijn zij ook voor klinisch gebruik te omslachtig. In dit experimentele onderzoek is getracht de conventionele werkwijzen op hun waarde te schatten en deze tevens te vergelijken met twee meer objectieve methoden om de vitaliteit van de darm te beoordelen.

, ,
P.J. Kooreman (Peter)
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/26286
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Bussemaker, J. B. (1973, October 24). Het beoordelen van de vitaliteit van de dunne darm na afsnoering : een experimenteel onderzoek. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/26286