Arbeidsproductiviteitsgroei ligt ten grondslag aan welvaartsgroei in een land. Een belangrijke vraag is hoe de arbeidsproductiviteitsgroei wordt bepaald. Op dit terrein bestaat nog veel onduidelijkheid in de wetenschappelijke literatuur. Dit proefschrift biedt vergaand inzicht in de determinanten van de arbeidsproductiviteitsgroei. Het ontrafelen van het Solow-residu is als thema gekozen voor het proefschrift. Dat residu stamt uit een artikel van Robert M. Solow uit 1957. Het geeft het deel van de arbeidsproductiviteitsgroei weer dat resteert nadat de bijdrage daaraan van de groei van de hoeveelheid fysiek kapitaal per eenheid arbeid in mindering is gebracht met behulp van de door Solow ontwikkelde groeiboekhoudingsmethodiek. Innovatie en een toenemend kennisniveau van de beroepsbevolking zijn centrale factoren achter het Solow-residu. Hoewel hiermee in globale zin bekend is hoe het Solow-residu kan worden verklaard, geeft de literatuur een diffuus beeld van de mechanismen die daarbij van toepassing zijn en van de effecten die verschillende variabelen hebben op de arbeidsproductiviteitsontwikkeling. In dit proefschrift wordt nagestreefd om helderheid te verkrijgen op tal van punten. Hierbij wordt zo veel mogelijk voortgebouwd op sterke punten uit reeds beschikbaar onderzoek. Verschillende puzzelstukjes worden in elkaar gelegd, om te komen tot een breed geïntegreerd beeld van de rol die verschillende variabelen en mechanismen spelen bij de arbeidsproductiviteitsontwikkeling. Het proefschrift gaat diep in op de mechanismen achter de invloed van innovatie op de arbeidsproductiviteitsgroei. Verschillende (semi-)endogene groeitheorieën die technologische ontwikkeling als kracht achter de arbeidsproductiviteitsgroei beogen te verklaren op basis van Research & Development (R&D) als input voor innovatie, worden empirisch getoetst. Die empirische toetsing vindt plaats op het wereldwijde niveau, omdat de (semi-) endogene groeimodellen vooral op dat niveau van toepassing zijn. De uitkomst hiervan wordt vervolgens benut bij een uitgebreide empirische analyse ter verklaring van de arbeidsproductiviteitsontwikkeling op het niveau van individuele landen. Daarnaast worden de R&D-uitgaven van bedrijven empirisch verklaard als belangrijke factor voor innovatie bij de verklaring van de arbeidsproductiviteitsontwikkeling. De empirische analyses vinden plaats met tijdreeksen voor 20 OECD-landen over de periode 1970-2006. Er wordt geëindigd met een decompositie van de arbeidsproductiviteitsgroei voor Nederland en drie andere landen. Daarin worden de bijdragen van diverse factoren aan de arbeidproductiviteitsgroei – en onderliggend de R&D-uitgaven van bedrijven – gekwantificeerd voor de volledige periode 1970-2006 en subperioden daarbinnen. Dat leidt tot een kwantitatieve ontrafeling van het Solow-residu, nadat in eerdere delen van het proefschrift fundamenten zijn gelegd met een theoretische ontrafeling van mechanismen en determinanten.

, , , ,
J. van Sinderen (Jarig)
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/26854
Erasmus School of Economics

Donselaar, P. (2011, November 10). Innovatie en productiviteit: het Solow-residu ontrafeld. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/26854