In onderzoek is gebleken dat klinische obsessies en compulsies inhoudelijk niet verschillen van alledaagse intrusies en rituelen. De verschillen tussen beide betreffen veeleer kenmerken als frequentie, ervaren weerzin en opgeroepen weerstand. De verklaring van dergelijke verschillen in afwezigheid van een inhoudelijk onderscheid lijkt vooral te zijn gelegen in twee psychologische fenomenen. Ten eerste wordt verondersteld dat overdreven interpretaties van intrusies (samen te vatten in het concept thought-action fusion [taf]) leiden tot intensivering van obsessieve-compulsieve symptomen. Op de tweede plaats lijkt gedachtenonderdrukking (suppressie) te resulteren in meer, in plaats van minder, obsessieve-compulsieve symptomen. De potentiële interacties tussen taf en suppressie zijn nog niet in kaart gebracht. In het huidige onderzoek werd een poging ondernomen om te achterhalen of en op welke manier taf en suppressie samengaan in de ontwikkeling van obsessieve-compulsieve symptomen. Daartoe vulde een groep studenten (N = 173) verschillende vragenlijsten in. De data werden geanalyseerd met behulp van structural equation modelling. Uit de analyse volgde grosso modo dat taf aanleiding geeft tot suppressie, terwijl suppressie vervolgens leidt tot obsessieve-compulsieve symptomen.

hdl.handle.net/1765/2882
Dth
Department of Psychology

Rassin, E., Muris, P., Schmidt, H., & Merckelbach, H. (2000). "Thought-action fusion" en suppressie: Een model voor obsessieve-compulsieve symptomen. Dth, 20, 31–41. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/2882