Inleiding. Afgelopen Spring Term was wat betreft securities fraud één van de meest productieve seizoenen van de Supreme Court sinds jaren. De Supreme Court voelde zich de voorbije Term maar liefst drie keer geroepen om richtinggevend op te treden inzake kwesties van securities fraud waarover in de lagere rechtspraak nog verdeeldheid bestond. Achtereenvolgens gaat het om de volgende uitspraken: Matrixx Initiatives, Inc. v. Siracusano (‘Matrixx’), Erica P. John Fund Inc. v. Halliburton (‘Halliburton’) en Janus Capital Group Inc. v. First Derivative Traders (‘Janus Capital’). Matrixx gaat – kort gezegd – over de vraag of de statistische significantie van bepaalde (onzekere) informatie doorslaggevend is voor het antwoord op de vraag of deze informatie al of niet als ‘material’ kan worden aangemerkt. Het oordeel van de Supreme Court komt er – nog korter gezegd – op neer dat dat niet het geval is. Halliburton gaat over de vraag of in een securities fraud class action reeds in de fase van class certification bewijs van loss causation is vereist, en of (het vaststellen van) loss causation een noodzakelijke voorwaarde is voor het certificeren van de class. Het oordeel van de Supreme Court luidt ontkennend.

hdl.handle.net/1765/31243
Ondernemingsrecht
Erasmus School of Law

Pijls, A. (2011). De Matrixx-uitspraak van de U.S. Supreme Court over de (beperkte) betekenis van statistische significantie voor materiality. Ondernemingsrecht, 12, 447–454. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/31243