Inleiding In de financiële toezichtswetgeving zijn diverse zogenaamde wettelijke zorgplichten opgenomen. De reikwijdte van de aansprakelijkheid wordt daarbij in wisselwerking bepaald door zowel het formele aspect van de normadressaat van de betreffende bepaling, als de materiële reikwijdte van de wettelijke zorgplicht. Binnen het kader van het publiekrecht levert schending van een zorgplicht door de onduidelijkheid van de materiële reikwijdte van de wettelijke zorgplicht per definitie spanningen op met de rechtsstatelijke rechtszekerheid voor de burger. Daarnaast kent daderschap binnen het strafrecht zo zijn invulling in delictsbetrokkenheden, maar ook daar zijn de afbakeningen niet scherp. Opmerkelijk is daarbij dat verschillende van de typisch strafrechtelijke daderschapsconstructies sinds enige tijd eveneens gelden in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving, dat als het primaire handhavingsstelsel geldt voor de financiële toezichtswetgeving. De grenzen van de aansprakelijkheid voor de burger bij de publiekrechtelijke handhaving van de financiële toezichtswetgeving staan derhalve sterk onder druk bij de vraag naar daderschap bij de schending van zorgplichten. Dat vertaalt zich in deze bijdrage in vragen als: wat dient gezien de wettelijke zorgplichtbepaling precies te worden nageleefd en in aansluiting daarop: wie van de delictsbetrokkenen kan voor die schending worden aangesproken? Daartegenover staat natuurlijk de vraag: op welke wijze kan die aansprakelijkheid voor de betrokkene worden beperkt? Wat zijn de mogelijkheden voor de betrokkene om de aansprakelijkheid op grond van daderschap bij zorgplichten te voorkomen?

hdl.handle.net/1765/31257
Erasmus School of Law

Hartmann, A., & Keupink, B. (2011). Enkele opmerkingen over de reikwijdte van de publiekrechtelijke aansprakelijkheid bij zorgplichten in de financiële toezichtswetgeving. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/31257