In deze bijdrage wordt de paragraaf ‘Goed bestuur’ (art. 39-41) uit de Wet cliëntenrechten zorg beoordeeld in het licht van Boek 2 BW. De auteur is van mening dat deze bepalingen op een aantal punten verbeterd kunnen worden. Sommige afwijkingen van Boek 2 BW zijn in haar ogen niet altijd noodzakelijk. Bovendien zouden dwingende regels hun grondslag moeten vinden in de wet en niet in de statuten. Meer inzicht in de motivering van de gemaakte keuzes is dan ook wenselijk.