Antibiotica nemen een centrale plaats in bij de bestrijding van bacteriƫle infecties. Voor het welslagen van de behandeling dient op de plaats van de infectie gedurende een zekere tijd een bepaalde spiegel van een antibioticum aanwezig te zijn. Deze spiegel wordt bepaald door de in-vivo gevoeligheid van de bacteriestam. In het laboratorium kan de in-vitro gevoeligheid van een bacteriestam voor een antibioticum op relatief eenvoudige wijze worden bepaald. Omdat over de relatie tussen de in-vivo en in-vitro gevoeligheid vrij weinig experimentele gegevens bekend zijn, werd met de in dit proefschrift beschreven studie onderzocht of het mogelijk is op rationele gronden een dosering van een antibioticum aan te geven die kan leiden tot genezing van een infectie met bekende lokalisatie door een bacterie met bekende in-vitro gevoeligheid. De in-vivo gevoeligheid werd bestudeerd met behulp van een experimentele pyelonefritis bij de rat. De infectie werd teweeggebracht met E.coli en bestreden met een continu infuus van ampicilline. Om dit middel langdurig continu toe te dienen was het noodzakelijk een nieuwe infuustechniek te ontwikkelen. Om een vergelijking tussen de in-vitro en in-vivo gevoeligheid mogelijk te maken was het van groot belang te onderzoeken welke ampicilline concentraties aanwezig waren in de infectiehaarden van de cortex van de nier. Voor het vaststellen van deze concentratie werden een drietal technieken aangewend, namelijk analyse van weefselhomogenaten, analyse van renale lymfe en autoradiografie

, , ,
M.F. Michel
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/31602
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Thonus, I. (1981, September 16). Onderzoek naar de in-vitro en in-vivo gevoeligheid van Escherichia coli voor ampicilline. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/31602