Het menselijk lichaam bevat circa 4 g ijzer; de verdeling van dit ijzer over de verschillende compartimenten en componenten is weergegeven in figuur 1 en tabel I. Het lichaam gaat zeer economisch om met ijzer, getuige het feit dat het ijzerverlies slechts 1-2 mg per dag bedraagt. Dit ijzer verlaat het lichaam via excretie door nieren, darm en zweetklieren: tevens gaat een geringe hoeveelheid ijzer verloren door fysiologisch celverval van huid, haren en nagels. Het lichaam beschikt niet over een actief excretiemechanisme voor ijzer en de ijzerbalans wordt dan ook voornamelijk gehandhaafd door veranderingen in de absorptie, welke vanuit de tractus digestivus plaatsvindt. Vanuit de mucosacel van het duodenum wordt het opgenomen ijzer via de bloedbaan naar de verschillende organen getransporteerd. Gezien het feit dat het oplosbaarheidsprodukt van Fe(OH)3 slechts 4 x 10-38 bedraagt, is de regulatie van de ijzerhuishouding geen eenvoudige taak voor het menselijk lichaam. Onder aërobe omstandigheden zullen in het lichaam ferro(F e 11)-verbindingen gemakkelijk oxyderen tot ferri(Fe 111)-verbindingen. Bij een lichaams-pH van 7,4 kan een concentratie van vrije Fe(lll) ionen voorkomen van slechts 10-17 mol/l, deze uiterst geringe concentratie is onmeetbaar. Uit dit gegeven en het feit dat in het plasma een concentratie van meer dan 20 !'mol/! Fe(lll) kan voorkomen, zal het duidelijk zijn dat het lichaam over verbindingen moet beschikken die een complex kunnen vormen met dit Fe. In het plasma wordt ijzer gebonden door een beta-globuline, siderofiline of transferrille genoemd. Dit transferrillemolecuul is opgebouwd uit een enkele polypeptideketen, met een molecuuhnassa van 81.000, welke twee domains bevat, die de N-tenninale (Nt) en C-tenninale (Ct) genoemd worden. Dit molecuul bevat twee bindingsplaatsen voor Fe(lll), de zogenaamde A· en B-bindingsplaats, respectievelijk gelegen in het Cr en Nrdomain.