Tibiaplateaufracturen zijn alle in het kniegewricht doorlopende fracturen van het proximale deel van de tibia, met uitzondering van de fracturen van de eminentia intercondylica. Het doel van de behandeling ervan is de patiënten een stabiel en goed functionerend kniegewricht te bezorgen. Zowellangs operatieve als langs conservatieve weg wordt gepoogd dit doel te bereiken. Bij de operatieve therapie streeft men naar een anatomische repositie en een stabiele f!xatie van de fractuur, gevolgd door zo snel mogelijk onbelast oefenen van het gewricht. Bij de conservatieve behandeling wordt vaak een repositiepoging ondernomen, gevolgd door een immobilisatie in gips of door een vroeg-functionele behandeling. Daarbij kan het been meestal in een of andere zweefrekconstructie zowel actief als passief worden geoefend. In beide gevallen is er sprake van een lichte flexiestand van het kniegewricht. Uit de gegevens van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor (G.A.K.) blijkt dat in Nederland ongeveer 60% van de patiënten met een tibiaplateaufractuur als primaire behandeling een immobilisatie met gips krijgen. Ongeveer 20% van de patiënten wordt vroeg-functioneel behandeld en de overigen, eveneens ongeveer 20%, wordt geopereerd. Een oefenstabiele osteosynthese wordt in de laatste groep echter slechts in 56% bereikt. Sinds 1955 heeft dr. W. van der Slikke in het Dijkzigtziekenhuis te Rotterdam de patiënten met een tibiaplateaufractuur op de volgende eenvoudige vroeg-functionele wijze behandeld. De patiënt wordt opgenomen en in bed gelegd met het getroffen been horizontaal en de knie in volledige extensie. Via een pleisterrekverband aan het onderbeen wordt lengtetractie uitgeoefend. Vanaf de eerste dag wordt de patiënt gestimuleerd de knie te buigen en te strekken, daarbij geholpen door een fysiotherapeut(e).

, , , ,
H. van Houten
Erasmus University Rotterdam , Dr. W. Backhuys Uitgever
hdl.handle.net/1765/31660
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Bijlsma, K. (1981, November 11). Tibiaplateaufracturen, de late resultaten van een vroeg-functionele behandeling. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/31660