In 2005 is (de heer) Y als gevolg van een verkeersongeval om het leven gekomen. Allianz heeft als WAM-verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval aansprakelijkheid jegens zowel de echtgenote als de zoon van Y erkend. De aanspraak op schadevergoeding van de echtgenote van Y is zonder rechterlijke tussenkomst definitief tussen partijen geregeld. Het gaat in deze procedure over de omvang van de vergoedingsplicht van Allianz jegens de zoon van Y. De geschilpunten tussen partijen hebben betrekking op de uitgangspunten voor het berekenen van de schadevergoeding, niet op de wijze waarop deze vergoeding dient te worden berekend (de door hen ingeschakelde rekenkundige experts gebruiken dezelfde software). In deze uitspraak komen de geschilpunten tussen partijen die van belang zijn voor het berekenen van de schadevergoeding in geval van overlijden aan bod en gelast de rechtbank op verzoek van Allianz een comparitie van partijen. De rechtbank overweegt wat betreft de invloed van gewijzigde gezins- en leefomstandigheden op de schade van het kind dat de keuzes die de overblijvende partner in dit kader maakt, geen invloed hebben op de vergoedingsplicht van de aansprakelijke partij jegens het kind. Ook over het antwoord op de vraag welke inkomsten toe zijn te rekenen aan het kind verschillen partijen van visie. De rechtbank overweegt op dit punt dat het niet redelijk is om rekening te houden met bijverdiensten tijdens de studie, mede gelet op de gemaakte keuze met betrekking tot de looptijd. Daarnaast geeft de rechtbank een definitie van het begrip vaste lasten en overweegt de rechtbank dat vaste lasten niet ‘vast’ behoeven te blijven, maar dat deze kunnen stijgen naarmate het inkomen toeneemt.

hdl.handle.net/1765/37221
Jurisprudentie Aansprakelijkheid
Erasmus School of Law

van der Zalm, I. (2012). Noot bij Rechtbank Rotterdam 18 april 2012, LJN BW4682; Overlijdensschade. Schadeberekening. Vaste lasten. Jurisprudentie Aansprakelijkheid, 7, 860–870. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/37221