In de jaren negentig van de negentiende eeuw verschenen de radicaal-hygienisten op het toneel van het volksgezondheidsbeleid. Zij streefden naar uitbreiding van medisch-hygienische voorzieningen en versterking van he! sinds 1865 bestaande Geneeskundig Staatstoezicht en zij zagen, anders dan de groep van hygienisten die enkele decennia eerder actief was, 1 daarbij een belangrijke rol voor de staat weggelegd. Hun opvattingen sloten aan bij die van de links-liberalen, die hel politieke krachtenveld toentertijd domineerden. De links-liberale minister van Binnenlandse Zaken H. Goeman Borgesius loodste in 1901 een Gezondheidswet door het par!ement, die onder meer de inste!ling van een Centrale Gezondheidsraad regelde. Dit college, geinstalleerd op 1 augustus 1902, moest Ieiding geven aan het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en als adviescollege van de regering optreden. De huidige Gezondheidsraad is een afstarnmeling van de Centrale Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad is een vast college van advies voor de regering, dat zijn wettelijke grondslag vindt in de Gezondheidswet van 1956. Zijn taak is 'Onze Ministers voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid' .2 Hieronder wordt in de praktijk ook de milieuhygiene begrepen. De Raad moet niet worden gezien als een onderzoeksinstituut waar men nieuwe ontdekkingen doet. Veeleer kan men het college beschouwen als een wetenschappelijk stuwmeer, waarin nit vele richtingen deskundigheid samenstroomt om vast te ste!len welk standpunt op een gebied van de volksgezondheid en de milieuhygiene op grand van de stand van de wetenschap het meeste aanspraak op geldigheid kan maken.3 Uiteraard hoeft de regering het wetenscbappelijk advies niet over te nemen. Ook niet-wetenschappelijke overwegingen kunnen immers een rol in de besluitvorming spelen. De !eden van de Gezondheidsraad worden benoemd op grand van hun wetenschappelijke deskundigheid. Zij behoren niemand anders te vertegenwoordigen dan zichzelf. 4 De in 1958 ingestelde Centrale Raad voor de Volksgezondheid was heel anders samengesteld. De meeste !eden daarvan werden benoemd door openbare diensten en organisaties. Dit lichaam moet men daarom als een 'maatschappelijk adviesorgaan' typeren.' Dit geld! ook voor zijn opvolger, de Nationale Raad voor de Volksgezondheid, die in 1982 werd opgericht. Ook op het vlak van de milieuhygiene bestaat er een maatschappelijk adviesorgaan, namelijk de in !974 geformeerde Voorlopige Centrale Raad voor de Milieuhygiene, die in 1981 een definitieve status kreeg. De Gezondheidsraad is in zoverre geen 'raad', dat hij nooit plenair bijeenkomt. De adviesaanvragen, die in thematiek sterk uiteenlopen en voor de beantwoording waarvan steeds weer andere deskundigheid vereist is, zijn niet geschikt om behandeld te worden in de omvangrijke Raad. 6 Het werkelijke hart van de Raad wordt gevormd door commissies, waar die kennis en deskundigheid worden samengebracht die voor het tot stand brengen van een verantwoord ad vies noodzakelijk zijn. In eerste instantie worden de commissieleden gekozen uit het ledenbestand van de Raad. Door de toegenomen specialisatie in de wetenschap Ievert dit niet genoeg deskundigheid op. Daarom worden ook deskundigen die geen lid van de Gezondheidsraad zijn, gevraagd aan het commissiewerk dee! te nemen. De Gezondheidswet van !956 sluit uit dat de regering, als opdrachtgever van de Raad, invloed uitoefent op de samenstelling van de commissies. Deze scheiding in verantwoordelijkheden vormt de basis voor de onafuankelijkheid van het college. Als de regering de mogelijkheid zou hebben de samenstelling van de commissies te bepalen, kunnen ook andere dan wetenschappelijke overwegingen een rol spelen bij het kiezen van de commissieleden. Een zuivere taxatie van de stand van wetenschap zou hierdoor in het gedrang kunnen komen

, , ,
M.J. van Lieburg (Mart)
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/40164
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Rigter, R. (1992, September 23). Met raad en daad : de geschiedenis van de Gezondheidsraad 1902-1985. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/40164