Belanghebbende is hoofdtrainer van een hockeyteam dat uitkomt in de hoogste klasse in Nederland. Hij werkt ook voor nationale hockeybonden van andere landen. Daarnaast geeft belanghebbende marketingadviezen en biedt hij ondersteuning voor de ontwikkeling van software voor hockeytrainingen. Voor al zijn activiteiten heeft belanghebbende een VAR-wuo aangevraagd. De inspecteur heeft voor zijn werkzaamheden als hoofdtrainer een VAR-loon afgegeven en voor de andere activiteiten een VAR-row. Rechtbank en hof stellen belanghebbende echter in het gelijk. Het hof is van oordeel dat alle werkzaamheden van belanghebbende, gelet op hun samenhang, als één geheel in aanmerking dienen te worden genomen. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende zijn trainerswerkzaamheden zelfstandig uitoefent, dat hij ondernemersrisico (met name debiteurenrisico) heeft gelopen en dat het verlies van opdrachten reëel aanwezig is. Het hof komt daarom tot de conclusie dat de werkzaamheden van belanghebbende bestaande uit marketing, advies, training en coaching een onderneming vormen. Ook al zou de arbeidsrelatie van belanghebbende met de hockeyvereniging een dienstbetrekking vormen, dan nog moet het voordeel daaruit – als onderdeel van de winst – uitsluitend, gelet op de rangorderegel van art. 2.14, lid 1, Wet IB 2001, als winst in de heffing van inkomstenbelasting worden betrokken en niet ook als loonbestanddeel (absorptie). Ten overvloede oordeelt het hof dat de arbeidsrelatie geen privaatrechtelijke dienstbetrekking vormt, maar als een overeenkomst van opdracht moet worden aangemerkt. (Hoger beroep ongegrond.)

hdl.handle.net/1765/40422
Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht
Erasmus School of Law

Molenaar, D. (2013). 2013, 12/00353, (VAR-wuo voor tophockeytrainer). Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht, 1260, 1–1. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/40422