G. A. van Rijnberk (1873-1953) : gerant van de Nederlandse geneeskunde in het interbellum

Abstract

De Vereeniging Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, destijds gevestigd op het adres Jan Luykenstraat 5 te Amsterdam, hield op zaterdag 28 december 1946 een bijzondere algemene vergadering. Aanleiding vormde het afscheid van prof. dr. G. van Rijnberk, die daarmee, na 33 jaar, zijn functie als voorzitter der Vereeniging en hoofdredacteur van het Tijdschrift neerlegde. De Amsterdamse hoogleraar in de gezondheidsleer Johannes Jacobus van Loghem (1878-1968) zat de bijeenkomst voor. In zijn openingstoespraak schetste hij de vele verdiensten van de hoofdredacteur, die zoveel jaren het nationale geneeskundige periodiek had geleid. Wetenschap gaat Van Rijnberk bovenal. Opvoeding tot dit inzicht van den geneesktindigen student, onderhouden van dit inzicht bij den geneeskundigen in de practijk, is een voornaam doeleinde geweest van Van Rijnberk's levenswerk. In dit ideale streven heeft Van Rijnberk het Tijdschrift betrokken. Alles wat het wetenschappelijk gezag van het Tijdschrift verhoogt, draagt bij tot de geestelijke verheffing van den geneeskundigen stand. ( ... ) Alles is doordacht in opzet en stelselmatig in uitvoering. En met alles heeft Van Rijnberk zich vereenzelvigd. Van Rijnberk is dan ook nimmer, en tegenover niets onvoorbereid. Voor elken vrager heeft hij het antwoord gereed. Elken aanvaller wacht de pareerende slag, misschien zelfs de tegenaanval, indien Van Rijnberk meent zich dit genoegen te kunnen veroorloven. Maar gewoonlijk beheerscht hij zich, en toont zich ernstig, luchtig, koel, scherp, formeel of hoffelijk, al naar gelang de omstandigheden. Ook Van Rijnberks betekenis voor het Tijdschrift werd door de spreker nader onderstreept.