Samenvatting:
In 2005 is (de heer) X tijdens zijn werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur als gevolg van een verkeersongeval om het leven gekomen. X had twee minderjarige kinderen uit een eerdere relatie die ten tijde van het overlijden bij hem woonden. X was inmiddels samen met een nieuwe partner (niet zijnde echtgenoot, geregistreerd partner of bloed- of aanverwant van X), die twee minderjarige kinderen had uit een eerdere relatie. De werkgever van X had onder andere een schadeverzekering inzittenden gesloten. Bevestigd is dat dekking bestaat. Onderwerp van het geschil is onder andere de vraag of de nieuwe partner van X behoort tot de kring van gerechtigden, zoals opgenomen in art. 6:108 BW. De verzekeraar betwist dat de nieuwe partner met X in gezinsverband samenleefde, dat X deels in het levensonderhoud voorzag en dat dit zonder overlijden zou zijn voortgezet. De rechtbank gelast een comparitie van partijen om eventuele bewijsvoering omtrent het behoren van de nieuwe partner tot de kring van gerechtigden en andere discussiepunten te bespreken. De rechtbank gaat in dit tussenvonnis al wel kort in op enkele discussiepunten die in de processtukken aan de orde gesteld worden en die van belang kunnen zijn voor (de voortgang van) de verdere afwikkeling. Verder merkt de rechtbank op dat de aard van de zaak meebrengt dat het van belang is dat de schade zo spoedig mogelijk wordt vergoed en dat het wenselijk is dat partijen zich constructief opstellen. De rechtbank geeft mede daartoe enkele instructies ten behoeve van de gelaste comparitie. Voorts wijdt de rechtbank een overweging aan het al dan niet meenemen van uitkeringen (uitkering uit ongevallenverzekering en (eventuele) eenmalige uitkering van werkgever) als behoefteverminderende omstandigheden. De rechtbank acht deze uitkeringen primair ter vergoeding van immateriƫle schade.

,
hdl.handle.net/1765/78389
Civil Law - Sectie Burgerlijk Recht

Bjelic, J., & van der Zalm, I. (2013). Noot bij Rechtbank Rotterdam 16 januari 2013, LJN BY8741: Overlijdensschade. Vorderingsgerechtigden. Verrekening van voordelen. Behoefteverminderende omstandigheden. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/78389