De vergoeding op vreemd vermogen komt in de Vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) in aftrek bij het bepalen van de fiscale winst, zo is de hoofdregel. Verschillende bepalingen –10-1-d, 10a, 10b en 15ad Vpb – maken inbreukop dit beginsel. Per 1 januari 2013 kan artikel 13L Vpb aan dit rijtje worden toegevoegd. De wetgever presenteerde artikel 13L Vpb als het sluitstuk op de rente-aftrek problematiek. De vraag of dat standpunt terecht is werd reeds door vele schrijvers gesteld. Ik zal de nieuwe regeling niet integraal bespreken, maar enkele punten uitlichten. Aan de hand daarvan wordt bekeken of artikel 13L Vpb daadwerkelijk de “troef” is die de overheid in haar “strijd” tegen excessieve renteaftrek kan helpen.De opbouw van deze bijdrage is als volgt. In §1 wordt de achtergrond van artikel 13L Vpb besproken. Vervolgens wordt in §2 de opzet van de nieuwe regeling kort geschetst. Daarna, in §3, komt de franchise aan bod. In §4 wordt de regeling voor uitbreidingsinvesteringen nader besproken en in §5 volgt het begrip ‘tijdelijke mutaties’. Eventuele ‘gaten’ van artikel 13L Vpb worden in § 6 verkend. Er wordt afgesloten met een conclusie in §7.

hdl.handle.net/1765/79162
Forfaitair. Fiscaal Studenten Maandblad

Keijzer, T.A. (2013). Art. 13l Wet VPB 1969: nieuwe troef overheid in strijd tegen excessieve renteaftrek?. Forfaitair. Fiscaal Studenten Maandblad, 236, 26–30. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/79162