HOGE RAAD (CIVIELE KAMER)
30 januari 2015 , nr. 13/04238

Trekkingen Staatsloterij. Misleidende reclame; art. 6:194 (oud) BW; verwachtingen van de gemiddelde consument; gewraakte mededelingen van voldoende materieel belang om ‘maatman’ te kunnen misleiden?; maatstaf; feitelijk oordeel. Art. 8 lid 2 Wet op de Kansspelen (WoK); minimumuitkeringspercentage; redelijke wetsuitleg. Het oordeel van het hof dat de gemiddelde consument in de periode 2000-2007 niet verwachtte dat door Staatsloterij werd getrokken uit een verzameling van loten (‘universum’) dat aanzienlijk groter was dan het aantal daadwerkelijk verkochte loten behelst niet het aannemen van een feit van algemene bekendheid of een algemene ervaringsregel, maar is een feitelijke vaststelling van het hof omtrent de verwachtingen van de gemiddelde consument in de desbetreffende periode. Het hof behoefde niet met zoveel woorden in te gaan op de door Staatsloterij ingenomen stellingen omtrent enig andersluidend gebruik ‘in loterijland’. In zijn oordeel ligt immers besloten dat dit gebruik niet (in voldoende mate) kenbaar was voor de gemiddelde consument. Dit oordeel is geenszins onbegrijpelijk.

hdl.handle.net/1765/79562
Nederlandse Jurisprudentie (NJ). Verzameling van Belangrijke Rechterlijke Beslissingen
Erasmus School of Law

Lindenbergh, S. (2015). Annotatie bij HR 30 januari 2015 (Staatsloterij/Loterijverlies). Nederlandse Jurisprudentie (NJ). Verzameling van Belangrijke Rechterlijke Beslissingen, 2015(43), 5013–5054. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/79562