Met de invoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015 is het takenpakket van gemeenten op het terrein van zorg aanzienlijk uitgebreid. Gemeenten zijn daarbij niet alleen verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de zorgtaken, maar ook voor de kwaliteit en de rechtmatigheid ervan. Tegelijkertijd verschijnen er de afgelopen jaren met enige regelmaat rapporten of mediaberichten over misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude met zorggelden. Het gaat daarbij om onrechtmatige besteding van zorggelden binnen het gehele domein van de zorg – zowel in de somatische als de geestelijke gezondheidszorg - en zowel in ziekenhuizen als in instellingen, privéklinieken, zelfstandige behandelcentra en praktijken (zie bijvoorbeeld NZa, 2013 en 2014; maar ook Sparrow, 2000). Daarnaast is er in de media en in de politiek veel aandacht geweest voor fraude met persoonsgebonden budgetten (pgb’s). Voor gemeenten is het noodzakelijk en verplicht om vorm en inhoud te geven aan het bestrijden van fraude in het gemeentelijke zorgdomein. Maar het terrein is voor gemeenten relatief nieuw. Er is dan ook nog veel onduidelijk over frauderisico’s in het gemeentelijke zorgdomein. Daarom hebben de burgemeesters van Gorinchem en Hendrik-Ido-Ambacht in 2014 het initiatief genomen om een pilotproject op te starten dat antwoord moet geven op de vraag hoe oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude van zorggelden effectief te voorkomen zijn in het gemeentelijk sociaal domein. De stuurgroep die zich bezig houdt met de uitvoering van deze pilot heeft de afdeling Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam in samenwerking met de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur verzocht een verkennend onderzoek uit te voeren naar de aard en de omvang van de risico’s van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik in de Wmo en de Jeugdzorg. De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Wat zijn de achtergronden, aard en omvang van de risico’s op fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik bij de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet?