In dit onderzoek staat de juridische positie van de burger in de opsporing van strafbare feiten centraal. Als gevolg van handhavingstekorten, nieuwe technologische mogelijkheden en een toegenomen verantwoordelijkheidsgevoel voor de veiligheid is de burger steeds meer een zichtbare rol gaan spelen in de opsporing. Burgers blijken bereid om op eigen initiatief of met actieve bemoeienis van de overheid een bijdrage aan de opsporing te leveren. In het Wetboek van Strafvordering staat echter de overheidstaak tot opsporing centraal. Tegen deze achtergrond rijst de vraag hoe de bijdrage van de burger aan de opsporing zich verhoudt tot de verantwoordelijkheden van de overheid in het kader van de opsporing. Het thema burgers en opsporing wordt in deze studie vanuit verschillende perspectieven belicht. Stilgestaan wordt bij de rol die burgers binnen en buiten de kaders van het Wetboek van Strafvordering vervullen. Onder meer burgerinformanten, burgerinfiltranten, onderzoeksjournalisten en particuliere rechercheurs passeren de revue. Tevens wordt de betekenis van door burgers vergaard bewijs in het strafproces besproken. Aan de hand van deze en andere aspecten wordt inzicht gegeven in de ‘inburgering’ van derden in de opsporing.