Veel van de hedendaagse sociale regelingen vinden hun oorsprong in het particulier initiatief. Herkenbare en vaak plaatselijke gemeenschappen waren verantwoordelijk voor de uitvoering en de controle. De regelingen waren ingebed in de ‘leefwereld’ van de burgers die gekenmerkt wordt door vertrouwen, nabijheid en gemeenschappelijkheid. Door de uitbouw en hervorming van de verzorgingsstaat zijn deze regelingen eerst ‘verstatelijkt’ en daarna ‘vermarkt’. De oorspronkelijke waarden hebben plaats gemaakt voor wantrouwen, objectiviteit en kosteneffectiviteit. De verzorgingsstaat is onderdeel geworden van de systeemwereld waarin bureaucratische rationaliteit en uitvoeringslogica centraal staan. De verzorgingsstaat die van ons allemaal zou moeten zijn, is van niemand geworden.
Dit proces van institutionele onteigening leidt niet alleen tot overbenutting en misbruik van sociale regelingen, maar leidt ook tot regelingen die minder effectief zijn. In zijn oratie ‘Van wie is de verzorgingsstaat’ verkent Menno of en hoe vrijwillige institutionele arrangementen zoals onderlinge verzekeringen en coöperaties kunnen bijdragen aan een beter functionerende en meer herkenbare verzorgingsstaat.
De verschuiving van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving biedt mogelijkheden om individuele burgers het eigenaarschap over hun verzorgingsstaat terug te geven. Dit gebeurt ook al in de praktijk, bijvoorbeeld door ouders die een kinderopvang overnemen of door zzp-ers die een onderlinge ziektekostenverzekering oprichten in de vorm van een broodfonds. Ook de coöperatie als juridische vorm is weer helemaal terug van weggeweest. Het is echter de vraag of dergelijke kleinschalige initiatieven een structureel alternatief kunnen bieden voor de verzorgingsstaat. Om daar achter te komen bouwt Menno in zijn oratie voort op het werk van Elinor Ostrom naar de voorwaarden voor duurzaam beheer van common-pool resources. Hij formuleert een aantal onderzoeksvragen over de condities waaronder deze initiatieven van de grond kunnen komen en de voor- en nadelen van deze initiatieven in vergelijking met meer reguliere initiatieven.