Huisartsen in Nederland kunnen tegenwoordig patiënten doorverwijzen voor een MRI van de lumbale wervelkolom. Gegevens over het gebruik hiervan ontbraken echter nog. Dit was voor ons een reden om een cohortonderzoek op te zetten naar het gebruik van lumbale MRI door de Nederlandse huisarts. Een van de meest opvallende resultaten van ons onderzoek was dat het merendeelvan de patiënten op het moment van verwijzen al langdurige, ernstige klachten had. Daarnaast werd er in de MRI-verslagen een relatief groot aantal discuspathologieën gerapporteerd. De beslissing van de huisarts om een patiënt al dan niet te verwijzen naar een specialist bleek niet afhankelijk van deze MRI-bevindingen. Ook bleken de MRI-bevindingen geen rol te spelen bij het voorspellen van herstel. In een klinisch perspectief roepen deze resultaten een aantal vragen op over het nut van de lumbale MRI in de huisartsenpraktijk. Om te beoordelen of een MRI van de lumbale wervelkolom moet worden behouden in het diagnostisch traject van de eerstelijnszorg of tot de tweede lijn moet worden beperkt, is een goed ontworpen gerandomiseerde trial naar de diagnostische nauwkeurigheid en kosteneffectiviteit ervan vereist. Tot die tijd luidt het advies om zo veel mogelijk de NHG-Standaard, die beeldvormende diagnostiek door de huisarts ontraadt, te volgen.

doi.org/10.1007/s12445-017-0012-0, hdl.handle.net/1765/95416
Huisarts en Wetenschap
Department of General Practice

de Schepper, E. (2017). Hoort lumbale MRI thuis in de eerste lijn?. Huisarts en Wetenschap, 60(1), 21–23. doi:10.1007/s12445-017-0012-0