Mammacarcinoom is de meest voorkomende maligne tumor bij de vrouw in de Westerse landen. Op de ranglijst die het voorkomen van mammacarcinoom in verschillende landen weergeeft blijkt Nederland hoog genoteerd te staan. Niettegenstaande de grote inspanningen om de behandeling te verbeteren is het helaas de laatste 50 jaar niet gelukt tot een betere prognose te komen. Hierbij komt het bijzondere verloop van het mammacarcinoom, waarbij nog na 20 jaar metastasen kunnen optreden, uitgaande van maligne cellen, die al op het moment van de operatie moeten gedissemineerd zijn en tientallen jaren latent maar potent aanwezig blijven. Hierop is de mening gebaseerd dat het mammacarcinoom in veel gevallen reeds ten tijde van de operatie in min of meerdere mate gegeneraliseerd is. Uitgaande van deze gedachtegang wordt gepoogd betere behandelingsresultaten te verkrijgen door adjuvante medicamenteuze therapie, in de hoop hiermee de aanwezige tumorcelembolieën te vern·letigen. Omdat het marnmacarcinoom uiteraard als een lokale tumor begint en er een relatie bestaat tussen de grootte van de tumor en de kans op lymfogene dan wel haemalogene metastasering is het redelijk te veronderstellen dat vroege diagnostiek, dat wil zeggen het opsporen van het carcinoom bij een zo klein mogelijke diameter, een gunstige invloed zal hebben op de prognose. Vroege opsporing tracht men te bereiken door het zelfonderzoek te stimuleren via voorlichting door middel van televisie, radio en tijdschriften en door het opzetten van bevolkingsonderzoek. Beide methoden leiden er toe dat een groot aantal vrouwen, hoofdzakelijk met goedaardige afwijkingen, voor onderzoek komt. Aan de medicus wordt de eis gesteld dit onderzoek snel en efficiënt af te handelen. Snel om de periode van onrust waarin de vrouw begrijpelijkerwijs verkeert zo kort mogelijk te doen duren; efficiënt om de vrouw zo min mogelijk te belasten, een uitslag met de grootst mogelijke zekerheid te geven en de kosten zo laag mogelijk te houden. De grootste mate van betrouwbaarheid wordt verkregen door middel van histopathologisch onderzoek. De opvatting dat bij iedere lokale afwijking in de mamma een excisiebiopsie is aangewezen, wordt nog steeds door velen gehuldigd. Tegenover de zekerheid die de lokale excisie met histopathologisch onderzoek biedt, staan- als de laesie benigne blijkt te zijn- de nadelen van een achteraf overbodige ingreep, een eventuele ziekenhuisopname, een soms onaesthetisch huidlitteken en misvorming van de borst. Als laatste maar niet onbelangrijkste nadeel dient nog te worden genoemd de littekenvorming in de mamma waardoor de interpretatie van palpatie en mammografie in de noodzakelijke follow-up periode moeilijk kan zijn. Door het vaak recidiverende karakter van benigne afwijkingen wordt de eerste biopsie menigmaal door meerdere gevolgd, waardoor soms patiënten worden gezien bij wie vijf of meer biopsieën zijn verricht. In verband hiermee dient ernst'1g te worden overwogen of men kan volstaan met de zogenaamde triple diagnostiek, bestaande uit palpatie, mammografie en cytologische punctie. Hierbij is grote ervaring vereist van klinicus, röntgendiagnost en klinische cytoloog. In het Rotterdamsch RadioTherapeutisch Instituut wordt reeds 20 jaar cytologisch onderzoek van mamma-afwijkingen verricht. De ervaringen hiermee zijn zodanig dat de klinici groot vertrouwen hebben gekregen in de cytologische diagnostiek. In deze studie wordt nagegaan of dit vertrouwen is gerechtvaardigd, hoe groot de betrouwbaarheid van het cytologische onderzoek is, wat de tekortkomingen zijn, welke fouten er werden gemaakt en of die kunnen worden verbeterd. Naast het cytologische onderzoek van de primaire afwijkingen in de mamma zal ook aandacht worden geschonken aan de diagnostiek van metastasen van andere primaire tumoren in de mamma. Na een historische inleiding worden de techniek van de cytologische punctie en de cytologische beelden beschreven. Hierna volgt een uitgebreide analyse van de klinische, cytologische en histopathologische gegevens van patiënten afkomstig uit het Zuiderziekenhuis en het Rotterdamsch Radio-Therapeutisch Instituut. In een samenvattend hoofdstuk worden deze gegevens gecombineerd en van commentaar voorzien. Nu de eerste resultaten bekend zijn waaruit de indruk naar voren komt dat het bevolkingsonderzoek in Nijmegen en Utrecht tot een daling van de mortaliteit heeft geleid dient de vroege diagnostiek extra aandacht te krijgen. Naar aanleiding hiervan worden nieuwe mogelijkheden voor het cytologische onderzoek beschreven.

, , ,
R.O. van der Heul
Erasmus University Rotterdam
hdl.handle.net/1765/38613
Erasmus MC: University Medical Center Rotterdam

Blonk, D. I. (1985, January 23). Aspiratie cytologie van de mamma : een klinisch-cytologisch onderzoek. Retrieved from http://hdl.handle.net/1765/38613