We zijn volledig in de ban van productie en consumptie. Maar brengen persoonlijke prestaties en de bevrediging van begeerten werkelijk voldoening? Of zijn het de enige existentiële oriëntatiepunten die ons nog resten? De dood van God heeft de wereld en het leven van absolute betekenis beroofd. En hoewel de gevolgen daarvan nog altijd niet tot de mensen zijn doorgedrongen, behoren filosofen zich hierom te bekommeren. Want gaat er onder de oppervlakte van onze alledaagsheid geen akelige onbestemdheid schuil? Dit essay verkent de consequenties van de dood van God voor ons bestaan en zoekt daarop een antwoord. Het evalueert Heideggers gedachte van inter-esse en Sloterdijks antropotechnische oefenbegrip als mogelijke oplossingen, concludeert dat beiden afzonderlijk tekortschieten en ontwikkelt vervolgens een eigen antwoord op basis van hun vruchtbaarste ideeën. Wat daarmee wordt voorgelegd is de ge-waar-wording van een vervuld leven door existentiële oefeningen in inter-esse.